Corona 6
Wat heeft het lang geduurd, het zoeken, het onderweg zijn. Wat kostte het veel tijd en energie. Wat was het lijdend vaak, want moeilijk. Wat was het hard neer gaan, zo keer op keer. Een telkens opnieuw onderbroken worden. Uit de stroom geraken. Uit het leven vallen.
Corona 5
Nog niet eerder, meen ik, heeft mijn gezicht zich zo geroerd. Elk spiertje, elke cel, elke vezel laat zich in vol vermogen gelden. Elk haartje, waaiend voor m'n ogen, kriebelt me. Uit zichzelf wordt het niet rustig. Het is daarom dat ik niet kan voorkomen dat mijn handen het iedere vijf minuten even aan dienen te raken. Ik weet het, dat dat verboden is. Waarom, vraag ik mij dan ook af, doe ik toch altijd wat niet mag?
Corona 4
De euforie, die ik nog maar net vorige week voelde, over de nieuwe orde en structuur in het openbare leven, maakt vandaag plaats voor wrevel. Wenkbrauwen worden opgetrokken, bij het zien van dit gebrek, aan hetgeen wat ik ontwikkeling noem.