Corona 5
Nog niet eerder, meen ik, heeft mijn gezicht zich zo geroerd. Elk spiertje, elke cel, elke vezel laat zich in vol vermogen gelden. Elk haartje, waaiend voor m'n ogen, kriebelt me. Uit zichzelf wordt het niet rustig. Het is daarom dat ik niet kan voorkomen dat mijn handen het iedere vijf minuten even aan dienen te raken. Ik weet het, dat dat verboden is. Waarom, vraag ik mij dan ook af, doe ik toch altijd wat niet mag?
Corona 4
De euforie, die ik nog maar net vorige week voelde, over de nieuwe orde en structuur in het openbare leven, maakt vandaag plaats voor wrevel. Wenkbrauwen worden opgetrokken, bij het zien van dit gebrek, aan hetgeen wat ik ontwikkeling noem.
Corona 3
Het schilderij wordt mij toegestuurd door een goede vriend. Het is met een bedoeling, dat hij dit doet. Ik kén zijn redenen. Het werk draagt namelijk mijn naam. Ook nodigt hij mij uit, de ontmoeting met de schilder ervan aan te gaan. Wat hij me niet voor het eerst zegt.