Net terug in een lichte slaap vallend, hoor ik een oorverdovend lawaai. Alvorens ik kan inschatten wat het is nemen mijn nog amper geopende ogen een vallend gevaarte waar. Nog geen seconde later zal ik schreeuwen, door de botsing die er plaatsvindt tussen een loodzware slaapkamerkastdeur en mijn hoofd.

Omdat de ochtend toch al zijn intrede deed doet man het meest troostende wat op zo'n ongeloofwaardig moment maar mogelijk is, hij bakt pannenkoeken. Wat kun je nog meer doen dan pannenkoeken eten, als je net, al slapend, een kastdeur op je hoofd hebt gekregen en het bijna kerstmis is en je toch al een wat hol, triest gevoel in je borst hebt zitten en je ook al niet zo wist waar je hoofd stond? Een kalmerende thee drinken, ja. De krant lezen misschien. En een pijnstiller innemen. Maar welke pijn zal deze precies wegnemen?

Tot kalmte gesmeekt door de pianoklanken van Erik Satie schiet me weer te binnen hoe verbijsterd ik kan zijn. Zoals toén bijvoorbeeld, toen mijn amper vier jaar oude neefje de woorden 'Ik heet Erik Satie zoals iedereen' aflas, van mijn destijdse studentenmuur. En zoals nu, nu ik een dikke bult moet oplopen, op mijn toch al vaak beschadigde hoofd, om weer te komen waar ik wil zijn. Bij mezelf.