Dat revalidatiecentrum waar zij nu is ligt mooi in het groen. En er lopen herten rond. Bambi's zelfs, grazend tussen de bomen. Treed je er dan binnen, dan tref je een oude bunker. Met morbide, donkere gangen, waarin kleuren nog 'onuitgevonden' lijken. Je loopt tegen aircotoestellen aan die log de halve kamer vullen. Er gelden duizenden regeltjes waar je je, als je goed wil herstellen aan dient te houden. Zo is het noodzakelijk dat je driemaal daags samen in het reftertje eet. Het heet dat je je dient te integreren in je nieuwe woongemeenschap.

Haar boterhammen, confituur en een soort fijne vleeswaren die ze niet op haar keuzeformulier invulde, liggen klaar op het dienblad. Ze zit met haar rug naar de t.v.. Achter haar zit een haast volledig verlamde man die onophoudelijk kort gilt. Zeker wanneer zijn voet ongecontroleerd van zijn rolstoel glijdt. Dat weet zij want zij kent hem al. Ze vraagt of ze hem kan helpen. Met die voet. Dank u, mompelt hij beleefd. Ze is ongelooflijk dapper. Hoe zij uit het hoofd weet van wie zij al die vijftig kaartjes kreeg die aan haar muur prijken. Hoe zij, op de avond van de fuif waar ze ontzettend naar uitkeek, haar broer opdraagt extra te genieten. Hoe zij rechtuit zegt 'zwijg even', wanneer haar hoofd weer even tolt. En hoe zij zo draagt wat onvermijdelijk is.

Komende vrijdag is het dan zover. Dan wordt er één en ander dicht gelijmd, ergens achter in haar hoofd. Dat begint dan zo bij aftellen vanaf tien. Misschien al wel bij zeven zal zij een soort van bevrijd zijn. Kan zij even pijnvrij slapen. Zelf ben ik van plan om te gaan optellen. Heel misschien kunnen we afspreken dat zij haar ogen open kan doen wanneer ik vijfduizendzesennegentig zeg.