Ik ontdek dat ik nog even snel naar de winkel moet om water te halen. Het hinkt al tegen sluitingstijd aan als ik van de trap ren, de voordeur open gooi en haast naar buiten spríng. Zo blij was ik dat ik zo dadelijk echte zuurstof tegen zou komen. Het gebeurde, dat ik geheel in gedachten verzonken haast tegen een jogger botste. Het komt omdat ik zo binnen ben, dat ik het vergeet. Dat ik vergeet dat ik op straat afstand moet houden. Hier schrik ik van en ben even van mijn stuk gebracht.

Nochtans ben ik de eerste die erg verontwaardigd is al iemand mij benadert en geen afstand houdt. Toen wij nog recepties mochten organiseren, niet gek lang geleden, bijvoorbeeld. Iemand wou iets tegen me zeggen en bracht het hoofd zo dicht tegen het mijne aan dat ik achteruit stapte. Hoe meer ik achteruit stapte, hoe meer die persoon naar me toe schoof. Zo stond ik even later haast aan het ander eind van de zaal. Echter, sommige mensen voelen dat niet aan. Ze schatten geen ruimte in. Zij herkennen je signalen niet.

Nu de afstand tussen mensen een getal toebedeeld kreeg kijk ik met verwondering. Hoe kan ik mij van daaruit tot de ander verhouden? Maar soms, soms is het getal mij echt te ver. Dan wil ik dichterbij zijn. En heel soms hoor ik een zacht gesmeek. Dan hoor ik mijn handen, die verlangend willen aanraken.