Minstens één keer per jaar maak ik een harde val. Echter, zo hard als ik dit jaar viel, zo viel ik niet eerder. Een tijd lang wist ik niet wat er gebeurde. Zag ik niks. Hapte ik naar adem. Had ik niets om me aan vast te houden.

Het was toen ik in een blueberry muffin beet, in die leuke boekenwinkel annex koffiebar, dat hij op me af kwam. Hij zei: 'De bus met Roma komt toch niet'. Hij lachte gul en leek opgetogen dat uitgerekend hij z'n nieuwtje aan mij kwijt kon. Nu ja, met een mond vol blueberry muffin kon ik niet gek veel zeggen, maar ik keek hem oprecht verwonderd aan. Hij merkte meteen z'n vergissing en zei dat ik zoveel op haar leek, op haar van wie de boekenwinkel annex koffiebar is. Opgewekt at ik verder. Ik lijk graag op iemand.

Haast elke dag is het, dat ik wel ietsje kan bedenken dat me oplucht. Blij maakt zelfs. Dat ik geen buschauffeur hoef te zijn bijvoorbeeld. Of een vergeten euro vind in een jaszak. Of 's morgens ontdek dat ik gisteren krentenbrood kocht.
Zo ook dat ik niet blééf vallen. Dat ik ergens óp viel. Dat daar eindelijk een bodem was.